Ik werk al een hele tijd in het Cultuurcentrum, waar ik de ticketverkoop en zaalverhuur doe, en tussendoor ook de boekhouding verzorg. Dat lijkt misschien een rare combinatie, maar net dat vind er zo leuk aan: de afwisseling tussen werken met mensen en werken met cijfers. Geen dag is hetzelfde.
‘s Morgens spring ik op mijn elektrische fiets, tenzij het pijpenstelen regent. Dan kom ik noodgedwongen met de auto, maar ben ik meestal ook wat minder vrolijk. Daarna verwerk ik mijn mails, volg ik mijn werkschema en na de middag maak ik meestal een wandelingetje rond de vijver. Soms duiken we met een paar collega’s ook even de kelder in om wat muziek te maken. We hebben zelfs een bandje, “Covid3630”, ontstaan in coronatijd. Niks groots, gewoon voor de fun.
Na mijn werkdag wacht mijn kat me thuis op. Dan doen we samen een wandelingetje (ja, echt waar), daarna leer ik via Duolingo wat Italiaans. Verder vul ik mijn avonden met tafeltennis, mijn grootste passie. Ik speel al bijna vijftig seizoenen en ben zelfs bezig om mijn hele tafeltenniscarrière neer te schrijven. 340 A4’tjes ondertussen, en ik ben nog lang niet klaar. En op zondag? Dan doe ik principieel niets. Ook dat is een talent.
De collegialiteit bij ons op het secretariaat is goud waard. We zijn met drie, en we verstaan elkaar met een half woord. Die kleine dingen maken echt het verschil: een praatje aan de koffie, even samen iets oplossen, of gewoon het gevoel dat je elkaar begrijpt zonder veel woorden. Dat mis je toch als je alleen thuis zit. Ik heb het geprobeerd, maar thuiswerken was niets voor mij. Je mist de sfeer, het contact, en zelfs de nietjesmachine op het juiste moment.
Ik heb nooit de droom gehad om iets helemaal anders te doen. Van al de jobs die ik heb gehad, vind ik deze de leukste. Binnen tweeënhalf jaar ga ik met pensioen, maar ik kijk er niet speciaal naar uit. Daar zeg ik alles mee, denk ik.
Op kantoor voel je de sfeer, de grapjes, het snelle overleg. Dingen die je thuis gewoon mist. Samen werkt beter.